In 1982 debuteerde Arie Cupé in het liedjesprogramma 'Van Oklahoma tot Anatevka' en sindsdien heeft hij in vele voorstellingen acte de présence gegeven. De meeste recente voorstellingen waar Arie Cupé in te zien was waren “De Jantjes” en “Harrie let op de kleintjes” In de columns die Arie Cupé maandelijks voor ons zal schrijven, neemt hij je mee naar zijn rijke en persoonlijke theaterverleden.
In de herfst van 1980 las ik dat de ouders van Heddy Lester een restaurant/nachtclub hadden in de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam. Vlakbij het Leidseplein dus. Er zou muziek gemaakt worden en het zou er een vrolijke boel zijn. Nou, ik was 18 jaar en wilde dat wel eens meemaken. Ik vroeg een vriendinnetje van school, Monique de Boer, of ze het leuk zou vinden om mee te gaan. Dat wilde ze wel. Ik vertelde haar over die zaak. En ook dat de ouders van Heddy Lester daar dus de baas waren. Wij er op een zaterdagavond naar toe. Hoe gek eigenlijk als je dat met 18-jarigen van tegenwoordig vergelijkt, want wij hadden helemaal verhoging bij het idee alléén al dat we zonder ouders het nachtleven zouden induiken. Maar goed wij hadden dat dus. Onderweg naar de zaak zei Monique: ‘Misschien is Heddy er ook wel, en heel misschien zingt ze dan ook wel wat. Leuk!’ Maar ik zei meteen: ‘Nou, dat denk ik niet. Die werkt natuurlijk ergens in de provincie. Die heeft het druk. Die zit niet bij haar ouders in de club, lijkt me. Nee, Heddy krijgen we niet te zien’. ‘Hè jammer’, vond Monique. We stapten ‘Iboya’ binnen, gaven onze jassen aan de juffrouw van de garderobe. En toen we beter keken zagen we dat die juffrouw, die zo vriendelijk onze jassen aannam, Heddy Lester was. Monique keek schuin naar mij. Ik gaf Heddy een gulden en toen we de zaak binnengingen fluisterde Monique zachtjes: ‘In de provincie!’ We hadden een heerlijke avond. Muziek, drank, hapjes, het zou onze stoutste verwachtingen overtreffen.
Járen later, in 1989, werkte ik voor het eerst met Heddy samen, in het programma ‘Thé Complèt’, dat ik met travestieartiest Sally Bowles speelde. Daar was Heddy en haar broer Frank Affolter twee avonden gasten van ons. Heddy en Frank hebben samen door de jaren heen vele programma’s gemaakt en vulden bij ons daar een kwartiertje om daarna, samen met Sally en mij, in ‘De Mallemolen’ los te barsten. Heddy zong op mijn verzoek een liedje over Amsterdam, dat Frans Mulder voor haar geschreven had, en ze deed een geweldige conference als Surinaamse.
In 2003 schreven Ivo de Wijs, Jan de Groot en Frank Affolter de musical ‘Alleen op de wereld’. Het was al járen een droom van Frank om deze musical te produceren en te componeren. En nu was het dus zover. Ik vond het fijn en spannend om gevraagd te worden voor deze nieuwe musical. Ook omdat de collega’s zo leuk waren. Daar waren o.a. naast Heddy: Hilke Bierman, Stan Limburg en Bert Simhoffer. Ik ging voor het eerst samenwerken met regisseur Caroline Frerichs. Tot mijn genoegen zou dat in de jaren erna gelukkig nog vele malen gebeuren. Lieve Ber van Hirtum ontwierp de kostuums. Dierbare Suzanne Heijne deed de choreografie. Een geweldig orkest, kortom: Een feestje. Achter de schermen bleek er wel van alles aan de hand te zijn, wij hadden bijvoorbeeld een echte aap in de musical. Maar die bleek geen geldig ‘paspoort’ te hebben, of zoiets. Gedoe. Die aap werd al vóór de première uit de voorstelling gehaald. Het decor had vier grote torens, die we tijdens de show alle kanten op moesten draaien. Een heel ingewikkelde toestand, want als je het verkeerd deed klopte het hele decor niet meer. Maar we hebben een geweldig seizoen gehad. Veel plezier en een fijne ploeg.
Rond kerstmis hadden Heddy en ik met Bert in de kleedkamer een gesprek over schmieren. Dat het niet kán, je collega aan het lachen maken door op het toneel een gekke hoed op te zetten ofzo. Hij wist niet dat ik uitgerekend die avond in Drachten Heddy had overgehaald om tijdens het circusnummer, waarin wij twee clowntjes waren, een kersthoed op te zetten om Bert te verrassen. Ondanks dat kleedkamergesprek kreeg ik Heddy zo gek om het tóch te doen en Bert had er zó’n plezier om dat hij het ons vergaf. Maar stout was het wel van ons. Mag niet.
Na de tournee van ‘Alleen op de wereld’ werden Heddy, Frank en ik door regisseur Canci Geraedts gevraagd om mee te doen in een zomerproduktie van ‘De Bloedbruiloft’ van Lorca. Het was een muzikale voorstelling en Frank leidde het orkest en een zangkoor. Het was locatietheater, ergens op een grote binnenplaats van een huizenblok achter de Linnaeusstraat in Amsterdam. Er deed een groot aantal acteurs mee, een orkest en koor dus en zelfs een paard! Dat paard wandelde tijdens de voorstelling gewoon binnen, geweldig allemaal. Heddy en ik speelden twee oude Spaanse volksvrouwen. Jawel! Wij waren door Canci in een echte boom geplaatst. Met een ladder klommen wij naar een soort vlondertje, hoog in de boom, waarop wij op twee stoeltjes zaten en de hele binnenplaats in de gaten hielden. En die ouwe wijfjes hadden dan commentaar op alles wat ze beneden zagen gebeuren. Dat klassieke stuk van Federico Garcia Lorca in een bijzondere bewerking dus. En we speelden dus in de openlucht.
Ik had Canci gezegd dat het misschien wel leuk zou zijn als we een paar doosjes met krekelgeluiden zouden neerzetten. Dan hoorde je krekels en dat maakte die Amsterdamse zomeravonden ineens reuze Spaans. Op één avond heb ik na de voorstelling zo’n doosje per ongeluk open laten staan en zijn die krekels 24 uur te horen geweest. Een raadsel voor de buurt! Op een avond ging het tijdens de voorstelling ineens heel hard regenen. Alsof er een douche werd aangezet. Het publiek vluchtte naar binnen, het koor en alle acteurs ook en er werd snel plastic over de instrumenten geworpen. De binnenplaats was in no time helemaal leeg. Alleen Heddy en ik zaten hoog in onze boom. Iedereen was ons vergeten. Uit de boom springen was geen optie: Te hoog. En de ladder stond ergens binnen. ‘Als er nu bliksem inslaat worden we geroosterd, Hed’, zei ik opbeurend. ‘Dan staat er morgen in de krant dat er een man en een vrouw op eigenaardige manier de dood vonden. Boven in een boom. Beiden gekleed in jurken’. We moesten toen zó lachen dat we niet eens om hulp gilden ofzo. We zijn daar zeker een kwartier zo blijven zitten. Toen stopte de regen en ging ‘De Bloedbruiloft’ vrolijk verder. Toneel met gevaar voor eigen leven, was dit! ‘Alles voor het vak!?’