Een tijdje geleden had ik met U over Fien de la Mar (1898-1965). De geweldige actrice, zangeres, revue-vedette, cabaretière en filmster. In 2005 speelde ik Fien in een speciaal programma, vlak voor de afbraak van het Nieuwe de la Mar Theater in Amsterdam. Het was een hommage aan het theater zelf, dat vijf jaar later weer in volle glorie zou zijn opgebouwd tot een theatercomplex met twee zalen.
Ik ben met Hetty Blok over Fien gaan praten. Hetty speelde namelijk met Fien twee cabaretprogramma’s in het de la Mar Theater, vlak na de opening in 1947. Die programma’s hadden als titel: ‘Huis, tuin of keuken’ en ‘Gaat U zitten!’. Hetty had Fien dus bewust meegemaakt. Zowel op het toneel als in het dagelijks leven.
Het bleek dat Fien goed met Hetty kon opschieten. ‘Fien kon prachtig gedichten voordragen’, vertelde Hetty me.
Nu stond Fien bekend om haar grove taal en krankzinnige opmerkingen waar menigeen de dupe van werd. Dus ik had gedacht, ik van Hetty ook wel over die kant van Fien zou horen. Maar Hetty vond dat het altijd maar ging over het ondeugende karakter van Fien en nooit over haar geweldige talent waarvan niemand begreep waar het vandaan kwam. Ze kon het gewoon allemaal. Al die verschillende kanten van het vak.
Ik begreep dat Hetty er dus geen zin in had om mij iets te vertellen over de ‘vamp’ Fien de la Mar.
Maar na enig aandringen kwam ze toch nog op iets.
In de twee cabaretprogramma’s die Hetty met Fien speelde was ook Willy van Hemert lid van het gezelschap Fien de la Mar. De latere, grote regisseur van televisieseries als ‘De glazen stad’, ‘De Kleine Waarheid’ en ‘Dagboek van een herdershond’ was in die naoorlogse jaren nog cabaretier en tekstschrijver. En over een tekst van Willy ontstond op een zeker moment een enorm tumult in het kleedkamergebied van het de la Mar Theater.
Hetty vertelde: ‘Fien deed een monoloog die Willy van Hemert speciáál voor haar geschreven had. Ze was daar erg blij mee want Fien had er heel veel succes mee. Op een gegeven moment kreeg Fien na afloop van de voorstelling bezoek in de kleedkamer. Dat was heel normaal, dus ik liet Fien even met die gast babbelen. Ik wist natuurlijk niet dat Fien toen te horen kreeg dat de monoloog die Willy dus speciáál voor haar had geschreven door het bezoek van Fien ook al had gehoord en gezien op het toneel bij het cabaretgezelschap van Cor Ruys in het Kurhaus in Scheveningen. Dat programma daar had de titel ‘De mallemolen’ en in de cast zat bijvoorbeeld Tilly Perin-Bouwmeester. En Tilly deed daar dezelfde monoloog van Willy van Hemert’.
Het bezoek van Fien nam afscheid. Eventjes niets. Toen vlóóg de kleedkamerdeur van Fien open en kwam zij, wit van woede, de gang op richting de kleedkamer van Willy. Dat is toen een hele grote ruzie geworden. Een scheldpartij, waarvan ik alleen nog weet dat Fien hem steeds uitschold voor ‘Plafond-engel!’ en daar achteraan: ‘Je bent louche! Je bent Louche! Je bent louche!’. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt en iemand zei tegen me: ‘Háál een glas water met een paar druppels valeriaan voor Fien!’ Dat deed ik toen, maar ze stonden zó naar elkaar te gillen en te schreeuwen dat ik er helemaal niet tussen kon komen en toen heb ik het van de zenuwen zelf maar opgedronken’.
Kijk, dáár zat ik op te wachten! Déze verhalen.
Ik vond ook wel dat Fien gelijk had om tegen Willy hierover uit te vallen.
Je kunt natuurlijk niet dezelfde tekst aan twéé actrices tegelijk verkopen met de mededeling dat het speciáál voor allebei geschreven was, hopende dat ze het gewoon nooit van elkaar zouden merken. En ze droegen de monoloog dus allebei in hetzélfde seizoen op het toneel voor!
De volgende dag waren de gemoederen tot bedaren gekomen. Hetty vertelde verder: ‘Fien vroeg me wat Willy nou toch allemaal geroepen had, de vorige avond. Voorzichtig vertelde ik haar dat ik alleen nog maar wist dat ie geschreeuwd had: ‘Ik vermóórd dat wijf. Vanavond nog!’. Fien keek me toen aan en zei: ‘Heeft hij dat gezegd? Wat gééstig!’ Toen was alles weer goed’.
Hetty had me enorm geholpen om een beetje de sfeer te proeven van hoe dat in die tijd ging. Want nu zou je metéén weten dat iemand in Scheveningen dezelfde monoloog doet die jij in Amsterdam staat te doen. Maar toen. Geen mobieltjes. Geen filmpjes. Je zag elkaar niet spelen. Dus door zo’n toeval kwam het uit.
En over sfeer gesproken, ik wilde heel graag het appartement zien, waar Fien gewoond had in de Beethovenstraat. Ze had daar van 1933 tot haar zelfmoord in 1965 gewoond. Haar woning bevond zich op de tweede etage. Ze was uit het raam gesprongen en overleed een paar dagen later.
Ik had een briefje in de bus gedaan en de mensen die daar nu woonden uitgelegd dat ik Fien de la Mar ging spelen en of ik misschien haar woning zou mogen zien. Geen antwoord. Een jaar of drie daarna heb ik het nóg een keer geprobeerd. Ook toen kreeg ik geen antwoord.
In 2020 dacht ik ‘drie keer is scheepsrecht, ik probeer het nog één keer’. En toen kreeg ik een allerliefst appje van de huidige bewoner. Ze woonde er nog niet zo lang. Het bleek een jonge studente te zijn, die van de geschiedenis van haar woning afwist en het prima vond als ik eens koffie zou komen drinken. We hebben een afspraak gemaakt en gewapend met een bos bloemen en de biografie over Fien, geschreven door Jenny Pisuisse, liep ik de trap op. Dat boek vond ik gelukkig via internet, want het was al in 1982 uitgekomen, dus daar moet je dan wel even naar op zoek. Maar het lukte. Het meisje was er erg blij mee. Ik vond het ook zo’n leuk idee dat juist dát boek nu in Fien haar eigen woning terecht zou komen.
Ik vond het zo spannend: Die trap op, waar Fien de la Mar zoveel jaren op had gelopen. Toen naar binnen. De hal, de kamers, het uitzicht op de Beethovenstraat. Ik vond het geweldig om daar even te mogen vertoeven. Hier leefde ze dus. Hier kwam ze lazarus thuis van de Kring. Hier zat ze in al haar eenzaamheid, de laatste jaren van verwarring. Het maakte diepe indruk op me.
Een jaar later mocht ik er zelfs in mijn ‘Fien’-kostuum een fotoreportage maken. Fien was weer even thuis. Fien de la Mar, een grootheid uit de geschiedenis van het Nederlandse theater. Zij die alles kon.
Column Arie Cupé: ZIJ DIE ALLES KON
