In mijn columns heb ik jullie wel eens verteld hoe fijn het was dat ik als kind al zoveel theater heb gezien. Vanaf mijn elfde zat ik vol bewondering in een theaterstoel en liet me betoveren door bijvoorbeeld Ko van Dijk, Jasperina de Jong en Conny Stuart. Want mijn interesse was, hoe jong ook, heel breed.
Ik zag ‘Het wederzijds huwelijksbedrog’ van Pieter Langendijk, geschreven in 1714, in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Ik heb er helemaal niets van begrepen, ook door de ingewikkelde bloemrijke Nederlandse taal uit die tijd natuurlijk, maar ik vond het helemaal geweldig.
Die acteurs met dat geroep naar elkaar, grote emoties en hier en daar gegil. Prachtig. Maar geen idee wat ik nou eigenlijk had gezien.
Ik zag Het Scapino Ballet met de geweldige titel ‘Ajakaboembi’. Die titel heb ik altijd onthouden. Mijn handtekeningenboek laat zien dat ik de voorstelling in 1974 zag in diezelfde Stadsschouwburg. “Ajakaboembi’ was een werk van Hans van Manen. Mooie belevenissen allemaal.
Toen in 2010 het de la Mar Theater werd opgeleverd monteerden wij daar de musical ‘La Cage Aux Folles’, die daar een feestelijke première zou beleven bij de opening van het theater. In die weken daarvóór liepen wij dus door deze nieuwe schouwburg die nog helemaal moest worden afgewerkt. We kregen dan ook te horen dat we alleen op het toneel en in het kleedkamergebied mochten zijn, dus we mochten niet door het hele gebouw lopen.
In de gang bij de kleedkamers, waar de vloer nog helemaal met plastic was bekleed, zag ik dat er elke dag een ingelijst affiche werd opgehangen. Posters uit de rijke geschiedenis van het de la Mar Theater. Iedere dag spoedde ik me naar die gang om te zien wat er nu weer voor leuks bijgekomen was.
Ik stond op een ochtend te kijken naar het affiche van het toneelstuk ‘Wolken’, toen ineens de stem van Joop van den Ende naast me klonk met: ‘Vind je het mooi?’ Nou dat vond ik zeker en ik vertelde hem dat ik heel veel van de voorstellingen die hier hangen gezien had. ‘Niet die van 1948 natuurlijk, daar in het begin van de gang, maar verder heel erg veel, je voelt je er wel meteen heel oud door’.
Doelend op de poster van ‘Wolken’ zei meneer van den Ende: ‘Maar dit toneelstuk heb je toch niet gezien, daar ben je te jong voor’. ‘Zeker wel’. ‘Je bent er te jong voor’. ‘
Dat stuk speelde zich af op Cuba en er zat een scène in waarin Jeroen Krabbé en Donald Jones zakdoekjes om hun hoofd hadden geknoopt en ze zaten in een soort van auto die enkel bestond uit een paar wielen en een stuur’.
‘Dat klopt’, zei meneer van den Ende. ‘Hoe oud was je dan toen?’ ‘Zeventien’. ‘Ooh ja, dat kan natuurlijk wel, ik produceerde dat toneelstuk’. Dat was natuurlijk heel geestig van Joop, want zijn naam staat bovenaan het affiche: ‘Joop van de Ende presenteert’. Maar goed.
Vanaf mijn elfde zag ik dus heel veel theater. Mijn ouders konden niet mee. Eerst omdat ze een café hadden en moesten werken en later niet omdat mijn vader ziek geworden was en zijn oorlogssyndroom hem belette om alleen te zijn. Mijn moeder en vader waren dus altijd bij elkaar. Ik mocht alleen, maar wel héén en terug met een taxi. Daar had ik natuurlijk geen enkel bezwaar tegen.
Ik wist ook in Carré en het de la Mar de telefoon te vinden waarmee ik na de voorstelling een taxi voor mezelf bestelde. Kijk, als je elf bent begrijp ik wel dat je niet alleen met de tram mag, maar ook later bleef dat taxivervoer in stand. Dat kwam omdat mijn vader als de dóód was dat me iets zou overkomen.
Zolang ik me kan heugen heb ik ook altijd een scheidsrechterfluitje in al mijn jaszakken gehad. Om bij gevaar luid te kunnen fluiten om hulp. Ik moet zeggen dat ik nog altijd een fluitje bij me heb. Omdat je wel kan blazen op een fluitje als je bang bent, maar gillen kan een probleem zijn.
Om de boel iets te moderniseren kocht ik een paar jaar geleden een sleutelhanger met daaraan een alarmknop. Bij nood kun je een enórm alarm af laten gaan. En dan kon op twee manieren: Door twee keer snel op een klein knopje te drukken óf door er een palletje uit te trekken, gelijk een handgranaat. Toen ik thuis de boel bekeek kreeg ik dat palletje met geen mogelijkheid uit de sleutelhanger, dus ik nam me voor bij gevaar twee keer op het knopje te drukken en niet aan het palletje te trekken, want tegen de tijd dat ie loskwam was ik al vier keer vermoord.
Ik klikte de sleutelhanger aan de tas, die ik altijd bij me heb, klaar. Voorbereid op álles.
Na een week zat ik te lunchen in Grand Café ‘l’Opera’ aan het Rembrandtplein van lieve vriendin Florine Muije. De zaak is er helaas niet meer, maar toen dus nog wel. De tas stond onder mijn tafeltje. Ik wilde net aan mijn uitsmijter beginnen of het alarm ging af. Keihard en het was ook niet meer uit te zetten. Had ik per ongeluk twee keer snel tegen dat knopje gestoten met m’n voet? Zou kunnen.
Als je nou aan een gracht had zitten lunchen pak je dat alarm en gooi je het in het water. Dat kon nu niet. Het heeft zeker vijf minuten geduurd. VIJF MINUTEN, mensen, dat is lang op zo’n moment. Hoe ik ook op dat knopte drukte om het ding te stoppen, het hielp niet. En toen, ineens, zag ik dat het palletje een paar millimeter uit het alarm was gegaan. Thuis was het met geen mógelijkheid eruit te trekken, nu per ongeluk een piepklein stukje uit de sleutelhanger gekomen. Toen ik het terugduwde hield het gelukkig op. Om mij heen had ik uiteraard al minutenlang verstoorde gezichten richting mijn tafeltje gekregen.
Hoezeer ik ook met de sleutelhanger stoeide om het alarm te stoppen, dat was duidelijk te zien, het nam de irritatie van de mede-terrassers niet weg. Toen ik ding uiteindelijk stil kreeg ben ik opgestaan en riep over het terras heen: ‘Jongens, ik bén d’r!. ik kreeg toen een luid applaus. Dat was aardig. En zo was alles weer goed tussen mij en de mensen om me heen. Maar toch. Het alarm ging metéén de deur uit. Wég! Wat blijft is het oude, vertrouwde fluitje. Eentje in elke jas. Ik hoop ‘m nooit nodig te hebben. maar hij zit dus nog altijd in al m’n zakken voor het geval dát.
En pap, door dat fluitje ben je eigenlijk ook altijd bij me. Je beschermt me nog altijd. En heel wat beter dan dat malle, moderne alarm!
Column Arie Cupé: ALARM!!!
