Zoals ik wel eens eerder schreef heb ik in mijn leven veel internationale artiesten live zien optreden. Mensen als Liza Minnelli, Charles Aznavour, Shirley Bassey, Dame Edna, Shirley MacLaine, Barbra Streisand. Daar prijs ik me heel gelukkig mee.
In Londen heb ik ontelbare grote acteurs zien schitteren in toneelstukken. Dus daar kijk ik ook met veel genoegen en voldoening op terug.
Ik heb er natuurlijk ook een paar gemist. Mensen die ik had kúnnen zien optreden of ontmoeten, maar dat het door een reden niet gebeurd is. Soms door m’n eigen stómme schuld, soms door omstandigheden.
Het kwam, om te beginnen, natuurlijk vaak voor dat mensen hier in Nederland kwamen optreden en dat ik op die dag zelf in een artiestenbus door het land zeulde op weg naar Rotterdam of Maastricht of Groningen om daar te spelen. Werk gaat voor het meisje en dus ook voor alle grote collega’s. Dat is dan pech.
Maar ik heb er zelf ook wel de hand in gehad dat ik sommige belangrijke optredens gemist heb.
In 1975 kwam bijvoorbeeld Marlene Dietrich naar Theater Carré. Een kaartje kostte 100 gulden. Mijn vader zei: ‘Wil je er naar toe? Dan mag je, hoor’. Ik antwoordde toen: ‘Nou, zo’n ouwe vrouw. Ik vind haar niet mooi zingen. Nee hoor pap, ik hoef er niet naar toe’. STÓMMMM!! Kijk, ik was dertien dus ik snáp die Arie van toen wel, maar toch. Ik wist toen gewoon nog niet zoveel van Marlene af.
Járen later, in 1993, zou ik zelf meespelen in een musical over haar. Wat zou het leuk zijn geweest als ik haar dan ook echt live had gezien! Maar goed, dat was niet gebeurd.
Een paar jaar later, oktober 1978, had ik weer zo’n misser toen Bette Midler in ons Carré kwam optreden. Bette was op de televisie geweest met haar beroemde Cleveland-show. Dat had ik wel gezien en leuk gevonden, maar hoefde er niet zo nodig naar toen.
Mijn broer Freek ging wel. Wéér zó stom!!! Maar ja, een maand later zat ik wel in Carré bij Liza Minnelli. Dát dan weer wel!
Wat is het grappig hè, dat je als nog jeugdig persoon van sommige artiesten nog niet inziet hóe geweldig ze zijn. De één wel, de ander niet.
In 1988 kwam de beroemde schrijver Roald Dahl naar Amsterdam om zijn kinderboeken te signeren in De Kinderboekenwinkel aan de Rozengracht in Amsterdam. Ik verslond in mijn puberteit de boeken van Dahl. Vooral zijn korte verhalen die in Nederland waren verschenen met titels als ‘Op weg naar de hemel’ en ‘M’n liefje, m’n duifje’.
Veel van deze verhalen waren ook voor televisie verfilmd en uitgezonden met de titel ‘Tales of the unexpected’. De verhalen van Roald Dahl werden door hemzelf ingeleid. Herinnert U zich dat nog? Beetje enge verhalen met altijd een verrassende afloop met humor. Die man.
Mijn moeder woonde in die periode aan de Rozengracht een paar huizen verwijderd van De Kinderboekenwinkel. We zaten gezellig aan de koffie toen mijn moeder ineens begon te vertellen: ‘Die man was hiernaast in die boekenwinkel, weet je wel, die man van die enge verhalen’. Nou, Alfred Hitchcock kon het niet zijn, want die was al overleden. ‘Wie dan, mam?’. ’Ach, je weet wel. Hij was er omdat hij ook kinderboeken schrijft, maar hij schreef ook altijd die griezelige, korte verhalen op de televisie, ze duurden maar een half uurtje’. Nou, toen ging het me dagen. ‘Roald Dahl?? Was Roald Dahl hier op de Rózengrácht?? En wist U al van tevoren dat ie zou komen??’
Door mijn opwinding antwoordde m’n moeder: ‘Zeg rustig. Ja dat wist ik de hele week al. Maar ik wist níet dat het dezelfde man was van die enge verhalen. Ik dacht dat ie alleen kinderboeken schreef. En ik dacht al helemaal niet dat ik je dat gauw had moeten melden. Toen ik vanmorgen bij de bakker hoorde dat hij dus die beroemde man was van die korte verhalen voor volwassenen, moest ik meteen aan jou denken. Dat ik je het moest vertellen, dat ie geweest was’.
Kijk, als m’n moeder gewéten had over wie het hier ging, had ze me natuurlijk metéén gebeld om te zeggen dat ik me daar naar toe moest spoeden. Maar die schat wist het dus niet. Niks aan te doen.
M’n held mocht ik niet ontmoeten. Een speling van het Lot.
Het zal gerust wel in een krant hebben gestaan. Dat ie naar Amsterdam zou komen. Niet gelezen. Dus een gemiste kans. Mijn moeder vond het ineens heel erg, maar niemand kon er wat aan doen en zij al helemáál niet. Dus ik zei: ‘Welnee mam, jammer dan’. Dus we dronken gezellig verder koffie.
Wat ik wél in de krant had gelezen was dat Ella Fitzgerald op woensdag 11 juli 1990 een concert zou geven in het Haagse Congresgebouw in het kader van het North Sea Jazz Festival. Daar wilden mijn Martin en ik wel naar toen. Dus kaarten besteld, gekocht en ontvangen.
Dat ging in die tijd nog even anders dan nu, zonder het gemak van de computer. Maar het lukte en vol verwachting klopte ons hart. Ella logeerde al in Hotel des Indes in Den Haag toen ze zich plotseling onwel voelde en opgenomen werd Bronovo Ziekenhuis. Ze bleek uitdrogingsverschijnselen te hebben, waarschijnlijk in verband met haar suikerziekte. Op uitdrukkelijk advies van haar arts moest de organisatie, Paul en Jos Acket, het concert afzeggen.
Nadat Ella uit het ziekenhuis ontslagen werd vertrok ze meteen terug naar Amerika. Dat ik deze voorstelling moest missen had dus een hele nare reden. Ella heeft daarna nog af en toe opgetreden.
Als gevolg van haar diabetes werden in 1993 haar beide onderbenen geamputeerd en drie jaar later overleed Ella op 79-jarige leeftijd.
Gelukkig heeft ze bóxen vól CD’s achtergelaten en kunnen we van haar unieke stemgeluid genieten, wanneer we maar willen. En ook van Marlene kunnen we platen, CD’s en films opzetten natuurlijk en van Roald Dahl kunnen we eindeloos zijn boeken blijven lezen. Bette Midler is nog onder ons. Gelukkig! Dus in theorie zóu ik haar nog live kunnen zien optreden. Lijkt me niet zo gauw meer gebeuren, maar het kán.
Wat Marlene, Roald en Ella betreft blijft het ‘jammer, maar helaas’. Maar ik heb zóveel moois wél gezien! Dus mij hoor je niet!
Column Arie Cupé: JAMMER, MAAR HELAAS
