Ooh wat is het toch altijd spannend: De Première! Maar ik vind het ook altijd wel heel erg leuk.
De eerste try-out echter vind ik een hel! Als je wekenlang in een muf – ook soms wel mooi, maar meestal muf – repetitielokaal hebt zitten zwoegen op teksten, dansjes, liedjes en het dan allemaal met decor, licht, geluid hebt gemonteerd, komt de eerste try-out en de factor het publiek erbij.
Daar doen we het allemaal voor natuurlijk. Hoe vinden ze die scène? Is dat liedje wel zo goed? Is het ritme van de voorstelling oké? Afijn allemaal dingen die je op die avond voor het éérst gaat beleven!
Je moet jezelf dan toespreken: ik kén m’n tekst, ik weet wat ik moet doen, we gooien ons erin!
Na die eerste try-out komen er nog meer, zodat je kunt ‘repareren’ wat er allemaal niet deugt aan de voorstelling. Vervolgens ga je een week of twee deze inspeelvoorstellingen doen en dán komt De Première.
Je weet inmiddels hoe het gaat met zo’n zaal vol mensen. Hoe de musical of het toneelstuk binnenkomt bij het publiek. Dus ikzelf heb dan wat zelfvertrouwen opgebouwd waardoor ik voor die première wat minder zenuwachtig ben dan voor de eerste try-out.
Er kómen natuurlijk wel andere zenuwen, want denk u eens even in: er is maar één première. Je mag je niet verspreken of vergissen, microfoontjes moeten het blijven doen, lichtcomputers moeten niet op hol slaan. Kortom, er zijn zóveel dingen die mis kunnen gaan, maar daar word ik juist heel rustig van. Heel gek eigenlijk. Ik geef me over. ‘Kom, we gaan óp, en we hópen gewoon dat alles goed gaat, punt!’.
Er zijn natuurlijk allerlei familieleden, vrienden en collega’s in de zaal en dat is ook nog wel een dingetje. Ik ben ook altijd blij als er ook een heleboel kaarten zijn verkocht aan ‘gewoon publiek’. Dat niet de hele zaal is uitgenodigd, want je familieleden en vrienden zitten ook een beetje in de zenuwen, die hopen net als jij dat alles goed gaat. Het zogenaamde ‘gewone publiek’ heeft daar geen last van en zit lekker onbevangen in de zaal en wil genieten. Prettig, want als je in een komische voorstelling staat láchen die eerder.
Daarnaast is het éne premièrepubliek het andere niet. Soms begint de voorstelling en vóel je dat ze er zin in hebben. Dan wordt het fijn. En soms lijkt het of ze allemaal heel moe zijn, dan heb je kans dat het minder fijn wordt natuurlijk. Ik moet zeggen dat ik door de jaren heen vaak fijne, feestelijke premières heb mogen beleven.
Op donderdag 20 oktober 1977 was ik voor het eerst van m’n leven bij een première in de zaal en wát voor één! In Theater Carré ging de musical ‘Foxtrot’ in première! Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink schreven deze hit met geweldige spelers als Willem Nijholt, Gerrie van der Klei, Trudy Labij, Ronnie Bierman en Georgette Hagedoorn.
Hóe ik daar op mijn 15e terechtkwam? Dat zat zo: op die avond vierde Carré haar 90-jarig bestaan en naar aanleiding daarvan had in de krant gestaan dat je voor die avond kaartjes voor ‘Foxtrot’ kon kopen voor de prijs van drie kwartjes. De prijs van 90 jaar daarvoor, geloof ik. Dan en dan kon je ze in Carré kopen en ten hoogste vier kaartjes p.p.
Nou, dan ging ik doen natuurlijk. Er stond een hele rij voor Carré, zóveel mensen, maar toch sloot ik gewoon aan en úren later kon ik mijn vier kaartjes in de zak steken. Ik hád ze en daar gingen we: m’n beide ouders, m’n broertje Freek en ik. Óp naar de première! Een hele spannende avond met een geweldige musical, dus groots eindapplaus.
Annie en Harry verschenen op het toneel en als klap op de vuurpijl kwamen er allemaal ballonnen uit het plafond van de zaal omlaag met ‘Theater Carré – 90 jaar’ erop. Wat een féést! Wat maakte dat een indruk!
Zoals ik al vertelde had ik meestal fijne premières van de producties waarin ikzelf meespeelde. Er was er echter één première bij die heel angstig en moeizaam verliep: de komedie ‘Kantje boord’ van en met Jon van Eerd. Dit was in 2011.
Het was het tweede stuk rond Harrie Vermeulen waarin ik meespeelde. Verder zaten daar in: Vera Mann, Filip Bolluyt, Anouk van Nes en Mike Weerts. Oorspronkelijk speelde Caroline van den Berg in de voorstelling, maar door ernstige rugproblemen werd zij in de try-out-tijd vervangen door Anouk van Nes.
Bij de inspeelvoorstellingen vloog het dák eraf, het publiek vond het een geslaagde komedie. Maar, nu de première nog. Alles ging goed tot een scène waarin Jon een dooie Filip op zijn rug over het toneel droeg. Dat wil zeggen, het personage van Filip uiteraard hè. Die ging dood in het verhaal.
De komedie speelde zich af op een schip en Jon liep met Filip op zijn rug van de ene hut, via een gangetje, naar een andere hut. Er zaten allemaal patrijspoortjes in het decor, die kleine, ronde raampjes, en daaromheen zaten ijzeren klemmetjes. Hoe het precies gegaan weten wij geen van allen, maar Jon ging (met Filip op zijn rug!) langs zo’n ijzeren dingetje en haalde zijn hoofd open. Hij voelde dat wel, maar dacht dat het niet zo erg zou zijn. Hij legde Filip, zoals dat hoorde in het stuk, op bed en vroeg hem toen heel zacht ‘is het erg?’. Filip deed zijn ogen open en schrok zich het lazarus. Door die bange ogen van Filip, werd Jon zelf ook zenuwachtiger. Enfin, we kwamen hem natuurlijk allemaal in scènes erná tegen en dan gaven we hem tissues of zakdoekjes om zijn wond af te vegen. En we speelden door!
We hebben ons daar later wel eens over verbaasd, waaróm we eigenlijk niet gewoon gestopt zijn. Kortom, we hebben zéker een minuut of 20 gespeeld met alleen die wond van Jon in ons hoofd. Toen hield het bloeden gelukkig op, maar je bent natuurlijk helemaal uit je ritme, uit je spel en uit je plezier.
Gek genoeg dachten heel veel mensen dat het er gewoon bij hoorde. Sowieso zag alleen het publiek op de eerste tien rijen iets vreemds, de anderen hadden helemaal niets gezien van het ongeluk. Dat is zó gek, dat het voor jezelf dus heel zichtbaar en merkbaar was en dat bleek uiteindelijk niet zo te zijn. Gek vak. Maar goed, dat was voor óns dus niet een hele fijne première. We hebben daarna een geweldig succesvol seizoen beleefd, dus het is allemaal wel goed gekomen, hoor. Ook de wond van Jon genas voorspoedig. Maar het was wel even wat.
En dan zo’n titel! Kantje Boord! Nou, dat was die première wel!
Column Arie Cupé: PREMIÈRE!
