Wie dit seizoen Expeditie Robinson heeft gevolgd, kan Steven Brunswijk, voorheen bekend als ‘de Braboneger’, niet zijn ontgaan. Nederland lijkt deze Brabantse jongeman collectief in het hart gesloten te hebben en terecht! Zijn sprekende mimiek en humor maken namelijk zowel ‘’wit’’ als ‘’zwart’’ aan het lachen. Zijn nieuwe solovoorstelling Van Slaaf tot Meester is echter het bewijs dat niet iedereen wiens ‘’bakkes’’ van het beeld af spettert, het ook goed doet op toneel.
Zo scherpzinnig, sterk en doordacht als hij op televisie geregeld uit de hoek komt, zo ingezakt en voorspelbaar is zijn komedie vanavond. Het begint al met de opening van de avond. Haast tien minuten te laat vult de zaal zich met het geluid van iets dat nog het meeste doet denken aan een wachtmuziekje en Brunswijk maakt zijn entree. Een halfuur durende intro, waarin zeer ongestructureerd en via een aanzienlijke omweg de aanleiding van de voorstelling ter sprake wordt gebracht, volgt. Op zich vermakelijk, die anekdotes over Expeditie Robinson. Gewoonlijk krijgt de kijker van het programma hier immers niets van mee. Het is echter niet waarvoor het publiek vanavond een kaartje heeft gekocht en als na een derde van de voorstelling dan eindelijk het beloofde thema ‘slavernij’ wordt aangesneden, is de titel zijn geloofwaardigheid al verloren.
Wie – gezien deze titel en de veelbelovende aankondigingsfilmpjes die op het internet te vinden zijn – denkt dat Brunswijk zijn nieuwe voorstelling toespitst op de geschiedenis van de slavernij en het daaraan ten grondslag liggende racisme in zijn voorstelling op humoristische, doch subtiele wijze bespreekbaar maakt, heeft het mis. Zeer summier is de mate waarin het onderwerp uiteindelijk daadwerkelijk wordt aangedaan. Brunswijk lijkt het vanavond vooral druk te hebben met grappen waarin ‘’negers’’ als superieur worden neergezet en ‘’witte mensen’’ er slecht vanaf komen. De hele voorstelling lang worden de verschillen tussen ‘’zwarte mensen’’ en ‘’witte mensen’’ overdreven dik aangezet. Noem het chargeren, noem het polariseren; verzoenend is het allerminst. Brunswijk slaat hiermee de plank mis en vergooit zijn kans om de – volgens hem – blijkbaar voortdurende kloof tussen ‘’zwart’’ en ‘’wit’’, te dichten.
Als het bijdragen aan een staat van gelijkwaardigheid van ‘’wit’’ en ‘’zwart’’ niet zijn doel is, wat dan wél? Waar staat Brunswijk nu precies voor en wat wil hij met Van Slaaf tot Meester precies bereiken? Over het algemeen genomen mist in deze voorstelling een doorlopende lijn die het publiek houvast geeft tijdens de wirwar van fragmenten die ter plekke in elkaar gepuzzeld lijken te worden. Een persiflage van Hitler, een voor de hand liggende nabootsing van een slavenmarkt en een praatje pot met publiek, waaruit blijkt dat improvisatiecabaret niet Brunswijks sterkste kant is, passeren de revue en vormen samen een onsamenhangend geheel. De dramaturgie van de voorstelling oogt weinig doordacht en hoewel voorafgaand aan de première een groot aantal try-outs heeft plaatsgevonden, lijkt het stuk niet goed ingeslepen; Brunswijk lijkt ook zelf regelmatig de rode draad kwijt te zijn.
Wat tenslotte niet onbelicht mag blijven is de grote hoeveelheid taalfouten waarmee Brunswijk zijn toch al wankele verhaal ten tonele brengt. Fouten als zij/hun en als/dan horen simpelweg niet thuis in het theater en dragen slechts bij aan verbastering van een toneelkunst die zozeer gewaardeerd wordt.
Van Slaaf tot Meester is nog tot 29 mei te zien in theaters door heel Nederland.
Kijk voor tickets op: www.stevenbrunswijk.nl